Aanpassen van de pensioenen

Elk jaar in [maand] rekenen we uit wat de hoogte van het pensioen is dat we dat jaar kunnen uitkeren. We starten met de hoogte van het pensioen in het jaar ervoor. Volgens kijken we of dit pensioen omhoog kan. 

Of dat kan, hangt af van het vermogen dat we beleggen voor iedereen die een pensioen ontvangt. We beleggen het geld voor iedereen die een pensioen ontvangt apart, als één geheel. Verder speelt de rente en de gemiddelde levensverwachting een rol.  

Hoe hoger de gemiddelde levensverwachting en hoe lager de rente, hoe meer geld er nodig is om iedereen een pensioen te betalen zo lang hij of zij leeft. Als we uitrekenen met hoeveel de pensioenen omhoog kunnen, gaan we niet uit van een verhoging voor één jaar, maar voor de rest van de periode dat we de pensioenen uitbetalen. 

We verdelen elke verhoging en verlaging over drie jaar

Om grote schokken in het pensioen te voorkomen, voeren we een verhoging of verlaging niet in één keer door. We 'verwerken' elk jaar 1/3 van een verhoging of verlaging. Een verhoging of verlaging in een jaar is dus de optelsom van de verhoging of verlaging in dat jaar en de verhoging en verlagingen die we nog moeten verwerken van de jaren ervoor.   

Lees meer over de opbrengst van de beleggingen in de afgelopen periode

Wat als er niet genoeg geld is om de pensioenen gelijk te houden? 

Het kan voorkomen dat de rente zoveel gedaald is of dat de beleggingen een aantal jaar zoveel verlies hebben opgeleverd dat de pensioenen omlaag moeten. In dat geval vullen we de pensioenen aan met geld uit de reserve. Er moet dan wel genoeg geld in de reserve zitten om alle pensioenen die we uitbetalen aan te vullen. Is dat niet zo? Dan gaan de pensioenen omlaag. 

Lees meer over de reserve en de actuele stand van de reserve
Lees meer over de manier waarop we de opbrengst van de beleggingen verdelen